Vijf cent

Een bloemenwinkel vol met prachtige bloemen. Ik kom er wekelijks. Elke week weer koop ik er een roos voor thuis. Ook een bosje bloemen voor mijn moeder en een bosje bloemen voor school, op mijn kantoor. Vandaag alleen een roos, de rest is al eerder gekocht. De ‘bloemenmevrouwen’ en een enkele ‘bloemenmeneer’ kennen me. Soms groeten ze, soms niet. Soms herkennen ze me, soms zijn andere zaken belangrijker dan mij groeten. Herkenning maakt het leven gemakkelijk, routineus, voorspelbaar en mist soms verrassingen.
Vandaag die ene roos. Eén roos, een mooie met wit en rood, veelbelovend in de knop, de blaadjes juist verdeeld over de stengel. De ‘bloemenmevrouw van dienst’, die wuifde van ‘komt u maar hier, dan help ik u …’ zegt als ik de roos overhandig: ‘Dat is dan 75 cent’. Eerlijkheidshalve geef ik aan dat de roos tachtig cent kost. De ‘bloemenmevrouw’, de eigenaresse nog wel, zegt daarop: ‘Oh, dat is dan tachtig cent’. Ze overhandigd me een kassabon van 75 cent, aansluitend een pinbonnetje van 80 cent. Met haar nagel haalt ze nog een enkele doorn van de steel en weet dat ik geen papiertje eromheen hoef. Ik ben toch zo thuis en bij goed weer hoef ik geen verpakking.
Ze gaat vervolgens weer verder met het boeket dat ze aan het schikken was. De kleuren van de bloemen in haar handen beloven een kleurrijke dag. Mijn roos koester ik en gaat straks zijn vaasje in, jaar in, jaar uit. De twee bonnetjes hebben zich ondertussen in mijn portemonnee genesteld.